Laat ik er maar geen doekjes om winden: wij mensen met een beperking hebben een imagoprobleem. In mijn werk in de inclusiebranche (om het maar even een naam te geven) is het woord ‘de doelgroep’ symbolisch voor dat probleem.

Net zoals mensen zónder handicap zijn er ook van mensen mét handicap geen twee hetzelfde. Toch worden we allemaal zonder al te veel plichtplegingen in dat ene containerbegrip gezet. En door dat etiketje ‘doelgroep’ word je nog te vaak vereenzelvigd met je beperking, waardoor je individuele talenten, ambities en kennis als sneeuw voor de zon verdwijnen.

Bedrijven hebben bij sollicitaties geregeld moeite met de ontdekking dat je tot de doelgroep behoort. Er volgt dan een reeks vragen, de ene keer wat tactischer verwoord dan de andere. Moeten ze dan niet iemand hebben die je de hele dag kan begeleiden? Vorm je niet een enorm financieel risico voor het bedrijf wanneer je uitvalt (want de vraag is niet ‘of’, maar ‘wanneer’)? Is je arbeidsproductiviteit niet veel lager? Moeten ze niet de hele tent verbouwen voor je; en, zo ja, wie gaat dat dan bekostigen? Op het eerste oog legitieme vragen, maar er gaan een hoop vooroordelen achter schuil.

Als inclusieprofessional uit de doelgroep word je ook wel eens door de overheid uitgenodigd om te komen vertellen wat ‘de mensen waar het om gaat’ nu eigenlijk vinden van de wetten en maatregelen die hen treffen. Je gaat dan als doelgroep, op een goede dag met 4 of 5 man sterk, in gesprek met beleidsmakers. Zo word je in één klap pardoes gebombardeerd tot spreekbuis van heel gehandicapt Nederland.

Overigens word je zelden gevraagd om ergens te komen praten als professional én iemand met een handicap. Die zaken blijven doorgaans keurig gescheiden. Als we met collega’s aan elkaar verslag doen van evenementen die we hebben bezocht, sluiten we vaak af met de eufemistische woorden ‘dat er verder niemand uit de doelgroep aanwezig was’.

Kortom, de huidige invulling van het woord ‘doelgroep’ is als een slechtpassende jas. Enerzijds zorgt het ervoor dat je puur en alleen op je handicap wordt beoordeeld. Anderzijds zorgt dat etiketje er ook voor dat je soms net dat kleine beetje extra ondersteuning krijgt dat je nodig hebt. Simpelweg omdat de wereld waarin wij leven (nog) niet altijd passend is voor ons om het onderste uit de kan te halen.

Voor ons Nederlanders met een beperking is het dan ook hoog tijd om van die slechtpassende jas maar eens maatwerk te maken. We roepen al sinds de jaren ’90 dat nothing about us without us hoort te gaan. En toch wordt er nog veel óver onze hoofden heen gepraat. Bovendien blijft het idee dat wij stuk voor stuk kwetsbare mensen zijn die bij de hand moeten worden genomen hardnekkig bestaan. Om niet te zeggen dat we een stelletje pannenlikkers zijn die vanaf de bank teren op de liefdadigheid van hardwerkend Nederland…

Gaat er dan helemaal niets goed? Gelukkig wel degelijk! Alleen wordt inclusie in Nederland nog veel te veel als een probleem gezien. Inclusie is juist een kans! Het is aan onszelf als doelgroep (om zelf hier maar even het woord te bezigen) om daar iederéén van te overtuigen, beperking of niet.

Doe je mee?

Nynke van den Boomen

Kinderen kunnen eindeloos fantaseren over wat ze later willen worden. Een kind legt zichzelf daarbij geen beperkingen op: alles is mogelijk! Ikzelf wilde vroeger kapster worden, om twee dagen later toch maar weer voor dierenarts te kiezen. Tot de grote schrik van de schooljuf passeerde zelfs een carrière als patholoog-anatoom de revue, al was dat kort daarop gelukkig alweer veranderd naar actrice…

Maar eigenlijk bereidt niets je voor de op de vraag wat je wilt worden als je niet (meer) kúnt werken. Want bestaat er eigenlijk zoiets als een carrière na arbeidsongeschiktheid?

Tijdens mijn studie werd een aangeboren aandoening een steeds grotere beperking voor me, wat resulteerde in een Wajong. Daarna heb ik nog jarenlang als onderzoeker en docent aan een universiteit gewerkt, maar uiteindelijk ben ik volledig afgekeurd. Mijn carrière als historica moest ik daardoor achter me laten. Dat is nu eenmaal geen beroep dat je slechts een paar uur per week kunt uitvoeren. Maar verdwijnen je ambitie en talent dan ook op slag? Betekent dat dan een bestaan achter de geraniums?

Voor mij was het antwoord op die vragen luid en duidelijk: ‘nee, natuurlijk niet’. Het is best wel even zoeken geweest hoe ik mijn leven vorm moest geven. Gelukkig heb ik met Onbeperkt aan de Slag een werkgever gevonden die mij naar vermogen laat werken, flexibel en met volle begrip voor mijn soms wat grillige grenzen.

Mijn grote wens is dat we de komende jaren in Nederland een arbeidsmarkt realiseren, waar iedereen die (deels) arbeidsongeschikt is en de wens heeft om te werken dat ook naar vermogen kán doen – waar nodig met behoud van uitkering. En dat vraagt om een hele nieuwe mentaliteit, bij alle Nederlanders.

Een wérkelijke participatiesamenleving heeft als basisprincipe dat we allemaal gelijkwaardig naar vermogen mee kunnen doen. Iedereen hoort erbij, geen uitzonderingen.

Alleen heeft de samenleving zoals we die nu kennen grotendeels ‘de gezonde burger’ als uitgangspunt. Mensen met een beperking vallen hierdoor nogal eens buiten de boot. Als je door een beperking niet op volle toeren kan meedoen, word je nogal eens behandeld als patiënt of zelfs als kostenpost of iemand die niet in staat is om eigen keuzes te maken. De nadruk wordt gelegd op je beperking: wat kun je eigenlijk allemaal niet? En daardoor lijk je niet helemaal mee te tellen in de samenleving.

Een participatiesamenleving daagt ons uit om verder te kijken dan onze neus lang is. In plaats van te focussen op iemands beperking moeten we kijken naar iemands mogelijkheden, waarbij er voldoende ruimte moet zijn voor iemands talent, wensen en behoeftes. Iedereen doet gelijkwaardig en volwaardig naar vermogen mee, wel of geen beperking, geen uitzonderingen!

Gelukkig vindt deze nieuwe mentaliteit bij steeds meer mensen ingang. En dat is heel mooi, want we moeten met zijn allen bouwen aan een inclusieve maatschappij. Samen moeten we alle obstakels uit de weg ruimen die zo’n participatiesamenleving nu nog in de weg staan. Ik heb goede hoop dat ons dat gaat lukken en tot die tijd biedt deze uitdaging mij in ieder geval een prachtige carrière ná arbeidsongeschiktheid.