Er is een eenvoudiger beleid, een eenvoudiger systeem en een eenvoudigere uitvoering nodig.

In ons 10-puntenplan hebben we tien punten opgenomen die verbeterd moeten worden om de positie op de arbeidsmarkt voor mensen met een arbeidsbeperking en werkgevers te verbeteren. Deze punten zijn gebaseerd op de signalen die de OmbudsSpits ontvangen heeft. Het plan is vooral bedoeld als inspiratie voor de politieke partijen in aanloop naar de komende Tweede Kamerverkiezingen, maar ook voor het ministerie van SZW, UWV, sociale partners en andere relevante organisaties die beleid maken en/of beleid uitvoeren. En daarover gaat vooral dit punt: beleid, systeem en uitvoering zijn de afgelopen decennia allemaal wel heel erg moeilijk gemaakt. En het is daardoor vaak een belemmering voor zowel mensen met een arbeidsbeperking als werkgevers. Vandaar onze oproep voor eenvoudiger beleid, systeem en uitvoering.

Complexe wetgeving

In de voorgaande blogs over ons 10-puntenplan zijn al een aantal voorbeelden van de complexiteit beschreven. Zo is het voor mensen in de WIA vaak zeer lastig om in te schatten of (meer) gaan werken wel of niet gunstig is. Ook weet een deel van mensen in de WGA niet dat als diegene volgens UWV te weinig werkt, diegene in de zeer strenge vervolguitkering komt. Vreemd genoeg heeft de OmbudsSpits ook signalen ontvangen van mensen in de WGA waarbij ze geen bericht hebben gehad over het einde van de eerste fase (loongerelateerde fase), terwijl ze al jaren in de WGA zitten. Dit systeem met verschillende fases en uitkeringen is vanuit beleidsmakers en politiek die denken in ‘prikkels’ heel logisch, maar voor mensen die dit beleid ondergaan is het erg / te ingewikkeld.
In de IVA speelt vooral dat mensen onvoldoende antwoorden krijgen van UWV of werken voor hen gunstig is en of ze door UWV geholpen kunnen worden. Nu zullen er tot 1 oktober 2027 geen herbeoordelingen voor de IVA zijn. Maar wellicht daarna wel weer en dan is het de vraag: bij hoeveel uren werk gaat UWV oproepen tot herbeoordeling? Vier? Vijf? Acht? Tien? Vijftien? Of iets anders?

Wajongers niet gespaard

Ook bij de Wajong ervaren mensen nog altijd onzekerheden. Zelfs nu de Wajong geharmoniseerd. Want qua beleid zijn er wel degelijk verschillen tussen de oWajong en nWajong enerzijds en de Wajong2015 anderzijds. Over de Wajong2015 staat er op diverse belangrijke plekken nog geen informatie op de UWV-site (bijvoorbeeld op de pagina “Ik heb meer inkomsten uit werk”). Ook voor de Wajong2015 geldt dat er tot 1 oktober 2027 geen herbeoordelingen komen, maar wellicht daarna wel weer en dan wil je daar duidelijke informatie over.

Een ander signaal over de Wajong is specifiek van zzp’ers. Voor werknemers is het soms al ingewikkeld om erachter te komen want het effect van werk op je uitkering is, maar voor zzp’ers is het vaak ronduit onnavolgbaar. En dan is er ook nog het garantiebedrag, wat waarschijnlijk goedbedoeld is vanuit beleidsmakers en uitvoerders, maar wat voor veel Wajongers te ingewikkeld is. Er zijn ook signalen waaruit blijkt dat de bepaling van het garantiebedrag juist negatieve consequenties heeft.

Loonkostenvoordeel?

Een ander concrete voorbeeld van te ingewikkelde wetgeving is het loonkostenvoordeel (LKV). Dat geldt voor vier groepen werknemers, maar bij elke groep is er nog een hele rits voorwaarden waar je aan moet voldoen. Ook is er vanuit beleidsmakers met de invoer van het LKV in 2018 het bizarre besluit genomen dat een werknemer binnen drie maanden na aanvang van het dienstverband een doelgroepverklaring voor dit LKV moet aanvragen. Daarna kan het niet meer. Inmiddels heeft het ministerie van SZW heel recent via een Kamerbrief laten weten dat dit knelpunt opgelost wordt door deze doelgroepverklaring af te schaffen, maar dat moet eerst nog via parlementaire behandeling beoordeeld worden en de beoogde datum dat het in werking treedt is pas 1 januari 2025.
Vanuit een aantal werkgevers is er de verzuchting dat je niet mag vragen aan een sollicitant of hij in een bepaalde uitkering of regeling zit, maar dat kabinet / overheid wél wil dat werkgevers deze mensen aannemen. Hierdoor is het lastig voor werkgevers om van tevoren in te schatten voor welke voorzieningen ze in aanmerking kunnen komen.
Voor 35-minners (mensen die bij de WIA-beoordeling als minder dan 35% arbeidsongeschikt beoordeeld zijn) is het een hele legpuzzel om uit te vinden of zij voor de no-riskpolis in aanmerking komen of niet. Ook hier is het antwoord weer “Ja, mits en maar, zus en zo”…

Aanvragen ondersteuning en voorzieningen

Verder is het aanvragen van ondersteuning of voorzieningen vaak nog erg ingewikkeld. Meerdere mensen geven aan het gevoel te hebben van het kastje naar de muur gestuurd te worden: bij welke instantie moet ik zijn, UWV of gemeente? Met name bij de Beoordeling Arbeidsvermogen speelt dit, maar ook bij de vraag waar een jobcoach of een werkplekvoorziening aangevraagd moet worden. Een ander concreet signaal dat meerdere werknemers met een arbeidsbeperking hebben aangegeven, is de onduidelijkheid bij hoeveel uren / dagen per week werk men een vervoersvoorziening zoals een aangepaste bus kan aanvragen en/of mag houden. Stel, vanwege een progressieve ziekte kun je niet meer 20 uur per week werken, maar 10 uur per week, kan dat dan wel of niet? En vaak is het toegekend krijgen van een voorziening een langdurig proces van weken of zelfs maanden, waardoor een werknemer gedurende die tijd niet optimaal kan functioneren. Daarbij hanteren gemeenten ook nog eens verschillend beleid bij het toekennen van voorzieningen.

Ook werkgevers geven aan dat het nog vaak ingewikkeld en tijdrovend is om een voorziening aan te vragen. Eerder schreef de OmbudsSpits al een artikel waar ook dit probleem benoemd werd door werkgevers (bron). Het gaat dan bijvoorbeeld over een hulphond die niet toegekend wordt door UWV, omdat UWV niet gaat over hulphonden (dit klopt). Of een cursus non-visueel leren, die UWV niet toekent omdat UWV volgens de werkgever in kwestie niet innovatief genoeg is om te begrijpen wat deze voorziening inhoudt.

Versimpel de wet-en regelgeving!

Vanuit Onbeperkt aan de Slag hopen we van harte dat beleidsmakers en uitvoerders wet- en regelgeving gaan versimpelen. Een manier om dat te doen, is om het aantal voorwaarden per voorziening te verminderen, de voorwaarden voor voorzieningen en subsidies te stroomlijnen (in plaats van per uitkering verschillende voorwaarden) en de ‘prikkels’ in uitkeringen te verminderen (bijvoorbeeld: schrap de vervolguitkering in de WGA). Wellicht kunnen UWV, gemeenten en andere instanties dan ook vragen van mensen met een arbeidsbeperking en werkgevers beter beantwoorden. Met name over de impact van gaan werken op het totaalinkomen. Daarvoor zouden instanties ook meer integraal moeten gaan samenwerken. Ook kunnen voorzieningen via minder bureaucratie en meer maatwerk sneller toegekend worden. Dit alles zal mogelijk leiden tot meer mensen die ‘te makkelijk’ ergens van gebruik kunnen maken, maar zal zeer waarschijnlijk ook leiden tot meer mensen die zich (meer) gaan aanbieden op de arbeidsmarkt én meer werkgevers die mensen met een arbeidsbeperking gaan aannemen. En juist daar gaat het om. De vraag aan de politiek is: blijft de politiek zich focussen op het tegengaan van misbruik (= een minderheid van de mensen)? Of gaat de politiek zich richten op het eenvoudiger maken van wet- en regelgeving en daarmee het aantrekkelijker maken om (meer) te gaan werken?

Ook kan de samenwerking tussen instanties nog verbeterd worden. Als UWV over een bepaalde voorziening niet gaat – zoals de hulphond – dan zou UWV niet alleen moeten antwoorden “daar gaan wij niet over,”, maar ook moeten doorverwijzen naar de instantie die daar wel over gaat. En informatie van instanties zoals het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, UWV, gemeenten en andere instanties kan eenvoudiger en met minder jargon geschreven worden.

Om het systeem voor zzp’ers met een arbeidsbeperking te verbeteren, zouden instanties maatwerk moeten kunnen verrichten en voor het verstrekken van een uitkering en/of het garantiebedrag niet alleen naar een jaar kijken die de beoordeling op (behoud van) een uitkering en daardoor het totaalinkomen van de zzp’er negatief beïnvloeden, maar ook naar de jaren die dit positief beïnvloeden. Juist omdat inkomen uit ondernemerschap per jaar heel erg kan fluctueren.

Het positieve is dat meerdere politieke partijen pleiten voor eenvoudigere regelgeving en re-integratieregels, meer ruimte voor maatwerk, een eenvoudiger en transparanter systeem van toeslagen en verrekeningen met uitkeringen. Hopelijk pakt de politiek nu door met het daadwerkelijk eenvoudiger maken van beleid, systeem en uitvoerin