De positie op de arbeidsmarkt van mensen met een arbeidsbeperking is nog altijd veel slechter dan van mensen zonder arbeidsbeperking. Uit CBS-cijfers over 2020 blijkt dat van de mensen met een beperking ruim 60% een betaalde baan had, tegenover 82% van de mensen zonder beperking. En uit andere CBS-cijfers over 2017 blijkt dat arbeidsgehandicapten ruim twee keer zo vaak werkloos zijn dan niet-arbeidsgehandicapten. Onderzoek van Nivel en het Trimbos-instituut over 2020 laat nog slechtere percentages zien (bron). Een van deze oorzaken zijn de vooroordelen en stigma’s, die er helaas nog steeds zijn. Daarom ons punt dat deze beeldvorming over mensen met een arbeidsbeperking (nog steeds) drastisch verbeterd moet worden.

Verkeerd beeld

Het beeld bij nog altijd een te groot deel van de samenleving is nog vaak dat mensen met een arbeidsbeperking vooral heel weinig kunnen. In politiek, op ministeries, in gemeenten, in media en bij diverse organisaties op dit vlak gaat het nog te vaak alleen maar over “niet zelfstandig het minimumloon kunnen verdienen”, “subsidie”, “veel begeleiding nodig hebben”, “eenvoudige taken”, “lagere productiviteit”, et cetera. (Vaak worden deze woorden gezegd en geschreven door mensen die zélf ‘uiteraard’ geen arbeidsbeperking hebben…) Natuurlijk geldt dit voor een deel van de mensen met een arbeidsbeperking, maar voor een groot deel van de mensen met een arbeidsbeperking geldt dit niet. Zij zijn prima in staat om regulier te werken zonder begeleiding, net zoals hun collega’s zonder arbeidsbeperking in alle niveaus van opleiding. Ze willen gewoon een kans krijgen van een werkgever. Een werkgever die niet kijkt naar onmogelijkheden en niet denkt in dogmatische hokjes zoals “van 9 tot 5 werken op een kantoor”, maar denkt in mogelijkheden en denkt in “Hoe kan ik deze persoon met zijn talenten en capaciteiten zo goed mogelijk laten werken?”

 

Door dit soort beeldvorming de wereld in te blijven sturen blijft een groot deel van de samenleving – en dus ook werkgevers – denken dat mensen met een arbeidsbeperking tot weinig of niets in staat zijn. Hierdoor blijven vooroordelen en stigma’s in stand. Zoals dat werknemers met een arbeidsbeperking vaker ziek zouden zijn dan werknemers zonder arbeidsbeperking. Dat klopt niet: de meerderheid van de werknemers is juist minder vaak ziek (bron: https://www.cbs.nl/-/media/imported/documents/2005/44/2005-arbeidsgehandicapten-szw-art.pdf?la=nl-nl ). Verder zeggen werkgevers ook dat het ziekteverzuim van hun afdeling of organisatie daalt als ze een werknemer met een arbeidsbeperking aannemen: een collega met een arbeidsbeperking geeft het goede voorbeeld om ondanks een ziekte of beperking toch ‘gewoon’ naar je werk te gaan.

Een ander vooroordeel is dat werknemers met een arbeidsbeperking per definitie minder productief zijn dan hun collega’s zonder arbeidsbeperking. En ook hier geldt: dit klopt voor een groot deel van de werknemers met een arbeidsbeperking niet. Maar het beïnvloedt wel hoe de samenleving – en dus werkgevers – over mensen met een arbeidsbeperking denkt. Ook over het doelgroepregister voor de Banenafspraak en het Quotum leeft dit vooroordeel. Terwijl een deel van de mensen in het doelgroepregister het minimumloon of ‘zelfs’ (veel) meer kan verdienen. Zoals onder andere een deel van de mensen die in de Wajong zitten of zaten en een deel van de (ex-)leerlingen van Voortgezet Speciaal Onderwijs. En natuurlijk de hele groep “Mensen met een medische beperking die is ontstaan voor hun 18e verjaardag of tijdens hun studie, die alleen met een voorziening het WML kunnen verdienen, zonder voorziening kunnen zij dat niet.”. Toch is dit nog weinig bekend, zelfs bij een (groot?) deel van de mensen die op dit gebied werkzaam zijn, zoals gemeenten en jobcoaches. Ongetwijfeld deels door de eenzijdige berichtgeving in media en politiek.

Hogere winst voor bedrijven met werknemers met een arbeidsbeperking

Eerder in dit blog ging het over werkgevers die een kans willen geven aan mensen met een arbeidsbeperking. Maar eigenlijk moeten werkgevers vooral ZICHZELF een kans geven. Veel werkgevers in Nederland denken dat zij geen geschikt werk hebben voor mensen met een arbeidsbeperking. Maar uit onderzoek blijkt dat werkgevers met werknemers met een arbeidsbeperking in dienst, een hogere omzet en winst hebben dan werkgevers zonder werknemers met een arbeidsbeperking (bron). En dat is ook niet zo vreemd: mensen met een arbeidsbeperking hebben vaak andere, vernieuwende inzichten. Dat kan van pas komen voor werkgevers om anders en slimmer te werken en om toegankelijker te worden voor consumenten met een beperking. Daarmee kan een werkgever een groter deel van de samenleving aanspreken: tussen de 10% en 15% van de samenleving heeft een beperking.

Koudwatervrees wordt in stand gehouden door politiek

Het beeld in de samenleving over mensen met een arbeidsbeperking moet dus nog heel veel beter om werkgevers te stimuleren om hen aan te nemen. Er zijn gelukkig ook al positieve verhalen in media, die soms ook de politiek bereiken. Helaas gaat het in de meeste politieke partijprogramma’s niet over een andere, positievere kijk op mensen met een arbeidsbeperking. Slechts twee partijen (alle partijen met één of minder zetels niet meegerekend) benoemen dit punt. In het merendeel van de programma’s gaat het nog vaak vooral over subsidies voor mensen die niet het minimumloon kunnen verdienen en ondersteuning of hulp. Dat is voor een deel van de mensen met een arbeidsbeperking zeker nodig, maar door dat op alle mensen met een arbeidsbeperking te plakken houdt dat ook het beeld in stand van afhankelijke, tot weinig toe in staat zijnde mensen. En dat houdt weer koudwatervrees bij werkgevers in stand.

In de politiek en ook bij organisaties als het ministerie van SZW en UWV zou de meerwaarde van werknemers met een arbeidsbeperking en cijfers daarover meer genoemd moeten worden in publicaties. Nu worden cijfers over vermeende ‘risico’s’ en subsidies nog te veel benadrukt. Ook in gesprekken op tv en andere media zouden de positieve kanten en cijfers van werknemers met een arbeidsbeperking meer aandacht moeten krijgen.

Om de koudwatervrees bij werkgevers weg te nemen, kan de politiek ook een concrete beleidsaanpassing doen: maak de no-riskpolis mogelijk voor alle werknemers met een arbeidsbeperking, tot de AOW-leeftijd. Nu vallen nog lang niet alle werknemers met een arbeidsbeperking hieronder (bijvoorbeeld de Ziektewet). En nu geldt deze no-riskpolis voor de WIA slechts vijf jaar, met eventueel een verlenging van nog eens vijf jaar. Het klinkt wat tegenstrijdig, omdat een groot deel van de werknemers met een arbeidsbeperking juist minder vaak ziek is. Maar uit onderzoek blijkt dat werkgevers de no-riskpolis een goede regeling vinden en als dat de koudwatervrees over ziekte kan wegnemen, dan is dat nodig. Als werkgevers daardoor meer werknemers met een arbeidsbeperking aannemen en positieve ervaringen daarmee krijgen – en daardoor ook de beeldvorming positiever en realistischer wordt – is dat het meer dan waard